Het is al weer even geleden dat De Dikke van Dale-hoofdredacteur Ton den Boon meldde dat de gewraakte zin 'De dag die je wist dat zou komen is eindelijk hier' zich inmiddels in het Nederlandse taalgebruik heeft genesteld. Het interview kun je hier nog eens beluisteren. Al eerder schreef ik over dit onderwerp, omdat het precies aansloot bij mijn promotieonderzoek. In mijn onderzoek heb ik de historische ontwikkelingen van het type zin dat in het koningslied werd gebruikt, onderzocht. Dit type constructie wordt in taalkundige kringen met de term 'langeafstandsverplaatsing' aangeduid, en komt onder andere ook voor bij vraagzinnen (zoals "Welke dag dacht je dat zou komen?"). Uit mijn onderzoek kwam naar voren dat dit constructietype voor betrekkelijke bijzinnen in onbruik is geraakt, maar dat het nog relatief vaak voorkomt in de context van vraagzinnen. Blijkbaar heeft de ongebruikelijkheid van deze constructie voor betrekkelijke bijzinnen ertoe geleid dat de zin heden ten dage als ongrammaticaal wordt beschouwd, getuige de ophef rondom het koningslied.
Volgens den Boon is de constructie door toedoen van Ewbank echter opnieuw gangbaar geworden en hij verwacht dat ze in de toekomst volkomen acceptabel zal worden. Als bewijs voor deze stelling haalt hij verschillende recente voorkomens van de constructie aan, zoals "de dag die je wist dat zou komen is eindelijk daar", "de brief die je wist dat zou komen is eindelijk daar", "de correctie die je wist dat zou komen..." en "de file die je wist dat zou komen...". Als ik deze voorbeelden zo eens bekijk, dan vraag ik mij toch sterk af of deze constructie wel echt aan een opmars is begonnen: het zijn immers slechts minimale variaties op de koningsliedzin. De enige variatie die we vinden is die van het antecedent (de dag), maar dan houdt het toch wel op. Daarmee is het wat mij betreft eerder een nieuwe gefossileerde uitdrukking, die steeds frequenter wordt, in plaats van een constructie die (opnieuw) in opmars is.
Overigens introduceert Den Boon nog een leuk neologisme, en wel 'deskundoloog'. Hij lijkt hiermee het tegenovergestelde van een deskundige te bedoelen, ofwel een ondeskundige. Hoe de betekenis 'ondeskundige' volgt uit het samenvoegen van de morfemen 'deskundige' en 'loog' is mij niet helemaal duidelijk, maar misschien heb ik Den Boon verkeerd begrepen. Ik eindig daarom maar met een open vraag: is Den Boon een deskundige of een deskundoloog?
Foto: Marion Golsteijn